Het beloop na een doorgemaakte longembolie is sterk individueel bepaald en is moeilijk te voorspellen. Wel komt uit de diverse richtlijnen naar voren dat de basisbehandeling van een longembolie bestaat uit het geven van antistollingstherapie gedurende een periode van drie maanden (middels een DOAC of eventueel een VKA). Na deze periode dient een afweging gemaakt te worden met betrekking tot de vraag of de antistolling voor onbepaalde tijd moet worden gecontinueerd, dan wel moet worden gestaakt. Deze afweging betreft het risico op een recidief longembolie versus het risico op een bloeding onder het gebruik van antistollingstherapie. Tevens dient na drie maanden antistollingstherapie de vraag te worden gesteld of er sprake kan zijn van complicaties van de longembolie, zoals het niet resorberen van de longembolie(ën) of zelfs het ontwikkelen van chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH).
Om deze beoordeling en afwegingen goed te laten verlopen zijn de volgende afspraken gemaakt :
Aanbeveling:
- De patiënt(e) met een doorgemaakte longembolie wordt na drie maanden behandeling met antistolling gezien op de polikliniek Longziekten of Interne Geneeskunde waarbij de betreffende arts een specialist is op het gebied van longembolieën dan wel op dat moment gesuperviseerd wordt door een dergelijke specialist.
- De genoemde arts stelt aan de hand van de anamnese en het lichamelijk onderzoek vast of er sprake lijkt te zijn van een ongecompliceerd beloop na de longembolie, dan wel dat er redenen zijn om aan te nemen dat er complicaties zijn opgetreden, zoals het chronisch worden van de longembolieën dan wel het ontwikkelen van CTEPH.
- Indien er sprake lijkt te zijn van een ongecompliceerd beloop, gekenmerkt door de afwezigheid van klachten en een goed inspanningsvermogen, is verdere diagnostiek niet noodzakelijk. Shared decision:de arts maakt dan samen met de patiënt de afweging of de antistollingstherapie al dan niet voor onbepaalde tijd wordt voortgezet conform de Richtlijn Antitrombotisch Beleid (2016).
De arts besluit dan tevens samen met de patiënt of verdere controles plaats kunnen vinden via de huisarts of dat specialistische controle noodzakelijk blijft. - Indien het beloop in de ogen van de betreffende arts niet bevredigend is dient aanvullend onderzoek te worden afgesproken in de vorm van een (ventilatie)/perfusiescan en een echocardiografie van het hart, eventueel nog aangevuld met een inspanningsonderzoek. Een CT-scan van de thorax kan wel een vergelijking mogelijk maken met een eerder gemaakte CT-scan, maar vormt niet het meest sensitieve onderzoek voor de opsporing van chronische longembolieën!
Bij verdenking op pulmonale hypertensie (PH) middels de echocardiografie wordt de patiënt verwezen naar de PH-poli van de afdeling Longziekten in het Erasmus MC. Als er sprake is van chronische longembolieën, maar niet van PH, is de therapie niet anders dan bij een ongecompliceerd verloop na een doorgemaakte longembolie. Wel dient de echocardiografie dan na 6-12 maanden te worden herhaald om de ontwikkeling van PH uit te sluiten. - De aanwezigheid van chronische longembolieën zonder PH kan gepaard gaan met klachten (door dode ruimte ventilatie en shunt-achtige effecten) maar vormt vooralsnog geen reden voor een chirurgische interventie dan wel een ingreep door de afdeling interventieradiologie. Bij twijfel over de verder te nemen stappen en de prognose kan de patiënt altijd verwezen worden naar de vasculaire/PH-poli van de afdeling Longziekten.