Rhesusfenotype, K etc.
a. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd (≤ 45 jaar)
Er bestaat consensus in Nederland over het geven van cEK-compatibele erytrocyten-concentraten bij deze patiëntengroep ter preventie van antistofvorming en daardoor hemolytische ziekte van de pasgeborene.
b. Sikkelcelziekte en transfusie-afhankelijke thalassemie
Ter preventie van immunisatie tegen klinisch relevante bloedgroepantigenen wordt geadviseerd Rhesusfenotype en K-compatibele erytrocytenconcentraten te selecteren voor transfusie-afhankelijke thalassemie patiënten.
Voor patiënten met sikkelcelziekte wordt geadviseerd om Rhesusfenotype en K- en Fy(a)-compatibele erytrocytenconcentraten te selecteren. Daarbij wordt ook geadviseerd Jk(b)-, S- en s- negatieve erytrocytenconcentraten te selecteren voor patiënten die zelf negatief zijn voor deze antigenen (in volgorde van belang) bij sikkelcelziekte..
c. Autoimmuun hemolytische anemieën (warmte AIHA)
Ter preventie van allo-immunisatie tegen Rhesusantigenen en K wordt geadviseerd een Rhesusfenotype en K-compatibel transfusiebeleid te voeren.
d. Myelodysplastisch syndroom (MDS)
Ter preventie van allo-immunisatie tegen Rhesusantigenen en K wordt geadviseerd een Rhesusfenotype en K compatibel transfusiebeleid te voeren bij patiënten met transfusie-afhankelijke MDS.
Rhesus D-antigeen
Transfusie van trombocyten
Bij voorkeur worden RhD-compatibele trombocytenconcentraten getransfundeerd. Vrouwen onder de 45 jaar dienen uitsluitend RhD-negatieve trombocytenconcentraten te ontvangen. Als transfusie met RhD-positief trombocytenconcentraat niet te vermijden is, dan dient eventuele immunisatie te worden voorkomen door het toedienen van een ampul anti-D à 375 IE. Bij neonaten zoveel mogelijk de indicatie voor anti-D vermijden. Bij trombocytentransfusie bij neonaten dient de dosis aangepast te worden aan het getransfundeerde volume trombocytenconcentraat. In het geval van trombopenie subcutaan toedienen.
Indicaties en dosering anti Rh D immunoglobuline
Zwangerschap bij Rhesus D-negatieve vrouwen: vaste dosis: |
|
|
1000 IE |
|
1000 IE |
|
375 IE |
|
375 IE |
|
1000 IE |
|
1000 IE |
|
375 IE |
|
1000 IE |
|
375 IE |
|
375 IE |
|
375 IE |
|
1000 IE |
Dosis afhankelijk van hoeveelheid getransfundeerd bloed
- na grote transplacentaire bloeding (stomp buiktrauma)
- bij sectio caesarea
- bij fundus expressie
- bij meerling-zwangerschap
- bij intra-uteriene vruchtdood
- bij manuele placentaverwijdering
- na bevalling van een anemische baby
De mate van foeto-maternale transfusie wordt vastgesteld, bijvoorbeeld met een flowcytometrische bepaling van HbF-positieve erytrocyten in maternaal bloed.
Per ml foetaal getransfundeerd bloed moet 50 IE anti-Rhesus D gegeven worden.
Een standaard ampul (1000 IE) neutraliseert 20 ml foeto-maternale transfusie.
Er bestaat geen duidelijke indicatie voor de toediening van anti-Rhesus D bij bloedverlies tijdens de zwangerschap.
Immunisatie van niet-zwangeren
Transfusie van erytrocyten
Bij accidenteel toegediend Rhesus D-positieve erytrocyten aan Rhesus D-negatieve patiënten wordt 50 IE anti-Rhesus D per ml toegediend erytrocyten gegeven. Indien de hoeveelheid anti-Rhesus D te groot wordt voor i.m. toediening kan een speciaal i.v.-preparaat worden besteld.
Transfusie van trombocyten
Indien vrouwen onder de 45 jaar Rhesus D-incompatibele trombocyten krijgen toegediend: 375 IE anti-Rhesus D. In het geval van trombopenie subcutaan toedienen.
Plasmatransfusie
Toediening van anti-Rhesus D is niet nodig.
Nier- of bottransplantatie
Indien Rhesus D-negatieve vrouwen onder de 45 jaar een Rhesus D-positief nier- of bottransplantaat krijgen toegediend: 375 IE anti-Rhesus D.